04 december 2024
Er worden steeds meer zeer kleine woningen gebouwd, van minder dan 50 vierkante meter. Maar de meeste bewoners zijn daar zo weer weg. Bouw dus niet te veel van dit soort eenheden, waarschuwt het Planbureau voor de Leefomgeving. Platform31 en Platform SpoedzoekersNL verwijzen het onderzoek naar de prullenbak. “Flexwonen biedt tijdelijke en aanvullende huisvesting, is nooit bedoeld als eindbestemming maar is voor veel mensen een uitkomst.”
Om de woningnood snel op te lossen, wordt van alles uit de kast gehaald. Ook zeer kleine woningen, waaronder flexwoningen, maken deel uit van deze groei. Ze worden vaak gebouwd voor zogeheten spoedzoekers: pas gescheiden mensen, statushouders of mensen die een instelling verlaten. Momenteel maken deze woningen 5,9% van de totale woningvoorraad uit. Hun aantal groeit licht (zie afbeelding). Soms zijn de woningen maar 20 vierkante meter groot. Ter vergelijking: de grootte van een gemiddelde woning bedraagt 120 vierkante meter, volgens het CBS.
Maar de meeste Nederlanders wonen liever niet zo klein, waarschuwt het PBL. Slechts een beperkt deel van de woningzoekenden wil expliciet een kleine woning, zoals een tiny house. In het algemeen is de tevredenheid onder mensen die zo compact wonen, relatief laag. Veel mensen verhuizen al binnen een paar jaar naar iets groters.
“Flexwoningen zijn van toegevoegde waarde waar ze echt snel extra woonruimte kunnen opleveren, bijvoorbeeld in de tijdelijke opvang van statushouders of studenten. Voor deze spoedzoekers kunnen flexwoningen in elk geval tijdelijk de druk verlichten”, zegt Jolien Groot, onderzoeker wonen bij het PBL. “Maar het is vaak effectiever als gemeenten en ontwikkelaars meteen investeren in iets ruimere, permanente woningen die aansluiten bij langdurige woonwensen.”
“Wij zien dat minimaal 50 vierkante meter vaak de voorkeur heeft. Bij de grote woningbouwambities van Nederland is het belangrijk dit niet te negeren. Door compacte, maar niet té kleine permanente woningen te bouwen, kan structureel ruimte worden gecreëerd voor de groeiende groep één- en tweepersoonshuishoudens.”
Tekst loopt door onder de afbeelding
Het PBL vergeleek voor het onderzoek de bouw van kleine (flex-)woningen met de HAT-woningen uit de jaren ’80. Die werden met subsidie gebouwd voor één- en tweepersoonshuishoudens. Deze projecten hadden wisselend succes. Verschillende grote complexen op afgelegen plekken zijn alweer gesloopt; de HAT-eenheden die er nog wel staan zijn tamelijk gewild. Ze zijn vaak wat ruimer en staan dicht bij voorzieningen.
Het huidige beleid kan wat leren van de geschiedenis, stelt het PBL: “Laten we voor het bouwen van de huidige kleine woningen de evaluaties uit de HAT-tijd meenemen. Bouw niet té klein, niet te grootschalig op onpopulaire locaties, en zorg ervoor dat er gemeenschappen kunnen ontstaan waar buren naar elkaar omzien. Dat komt de leefbaarheid ten goede.”
Artikel gaat verder onder de afbeelding
Flexwonen biedt tijdelijke en aanvullende huisvesting, schrijft Platform31 op haar site. ‘Extra woningen dus. Op plekken die anders nog jarenlang braak zouden blijven liggen. En nooit bedoeld als eindbestemming. Mensen die er komen te wonen, behouden hun inschrijftijd. Het is wonen terwijl je wacht. Het alternatief is niet een rijtjeshuis of ruime flat, maar tot je dertigste bij je ouders blijven wonen, dagelijks urenlang pendelen of soms zelfs dakloos raken of in je auto slapen. Maar voor iedereen die dat niet wil, is zo’n kleine flexwoning een uitkomst. Dat geldt ook voor mensen die in scheiding liggen, of statushouders die anders een bed in een azc blijven bezetten.’
Bron: Vastgoedactueel - Planbureau voor Leefomgeving