15 oktober 2021
De woningbouwplannen voor de periode tot 2030 sorteren zwaar voor op binnenstedelijke locaties en appartementen. En dat terwijl dit niet aansluit op de huidige vraag. Het planaanbod zou juist verder moeten worden uitgebreid met meer eengezinswoningen rondom de steden, aldus het EIB.
Uit onderzoek van het economische instituut blijkt dat 80% van de geplande locaties binnenstedelijk is en 65% van het geplande aanbod bestaat uit appartementen. Trends als migratie en individualisering zorgen wel voor meer vraag naar appartementen in de steden in de toekomst, maar lang niet in de mate waar nu woningbouwplannen voor zijn gemaakt.
Recente plannen voor de ontwikkeling van 14 grootstedelijke projecten zouden bij uitvoering de 'kwalitatieve disbalans nog verder vergroten', concludeert de net verschenen studie ‘De kwalitatieve woningvraag in 2030’.
Effecten van doorstroming vaak buiten beeld
Trends als migratie en individualisering zorgen relatief voor meer vraag naar appartementen in de steden dan nu het geval is. In de huidige situatie wonen er meer mensen buiten dichtbebouwd stedelijk gebied dan daarbinnen en woont twee derde van de huishoudens in een eengezinswoning.
Als rekening wordt gehouden met de effecten van zowel instroom, uitstroom als doorstroom, dan resulteert dit in een uitbreidingsvraag richting 2030 die voor ongeveer de helft uit binnenstedelijke locaties bestaat en voor bijna de helft uit appartementen. Bij de woningbouwplannen wordt echter veel zwaarder ingezet op binnenstedelijke appartementenbouw.
Het doorschieten in deze richting lijkt vooral te worden veroorzaakt doordat doorstroming van huishoudens in de tijd op de woningmarkt weinig aandacht krijgt, terwijl individualisering en migratie bij beleidsmakers juist veel aan de beeldvorming bijdragen.
Extra vraag naar eengezinswoningen
Ook bestaat soms het beeld dat er veel eengezinswoningen vrijkomen doordat oudere generaties komen te sterven of naar verpleeghuizen verhuizen. Ook hier geldt dat dit mechanisme in zekere mate speelt, maar dat doorstromende generaties omgekeerd weer extra vraag naar eengezinswoningen opleveren. Alleenstaanden gaan vaak vaste relaties aan in de tijd en paren zonder kinderen worden in de tijd vaak paren met kinderen.
Grote verschillen tussen huishoudens
Uit de studie blijkt dat er veel verschillend zijn tussen groepen huishoudens. Zo wonen paren in grote meerderheid in eengezinswoningen. Voor gezinnen met kinderen geldt dit zelfs voor 90% van de huishoudens.
Ook alleenstaanden wonen niet per definitie in een appartement: ruim 40% woont in een eengezinswoning en voor alleenstaanden met een hoger inkomen geldt dit zelfs voor een meerderheid van deze huishoudens.
"Naar de toekomst toe zal het aandeel appartementen in de voorraad nog wel kunnen toenemen door eerder genoemde trends, maar de vraag naar eengezinswoningen in groene omgevingen blijft belangrijk in het komend decennium," aldus EIB.
Bron: VBO